Letters to a P.O. Box
First you need to learn to write to a woman (a letter
that will be seen by strangers, held up to the light),
a woman who will lick her lips between your lines,
clean up that jail-worn body,
patch it.
Whatever you were before, she writes, it doesn’t count,
it was in vain, I wasn’t there—
Then when you get her in your hands, you have to be bright
and cheerful and fit into her spotless house. Get used
to cushions on the couch, tablecloths, little china
dogs, smoking outside and special bowls
for soup, her mother’s face, apple pie,
the photo on the sideboard,
that face leering at you.
You are so clean-shaven, freshly-showered, strong and silent she says,
and then you kiss her. You never say a word. Your childhood
alone would stain her rugs.
Brieven Onder Nummer
Eerst moet je leren schrijven aan een vrouw (een brief die
vreemden onder ogen komt, wordt uitgespeld)
die om je regels heen haar lippen likt,
dat stukgezeten lijf van jou
schoonmaakt, oplapt.
Wat jij hiervoor ook was, schrijft ze, telt niet echt,
het was vergeefs, ik was er nog niet bij –
Dan moet je, als je haar in handen krijgt, zelf opgeruimd
en vrolijk zijn en passen in haar schone huis. Je went
aan kussens op de bank, tafelkleden, hondjes van
porselein, aan speciale schaaltjes voor de soep
en buiten roken, haar moeders gezicht,
appelgebak, de foto op de kast,
het hoofd dat naar je loert.
Wat ben je gladgeschoren, fris gedoucht en zwijgzaam zegt ze
en dan kus je haar. Nooit zeg je wat. Je jeugd alleen
zou vlekken maken op haar vloer.